Return to site
broken image

[door Rick Thorburn] De interviewrubriek 'Langs de boundary' gaat verder met Arthur van Leeuwen. Arthur (64) geniet meer bekendheid als een van de jongeren onder de ouderen, dan dat hij voor de club-jongeren een bekend oud gezicht is. Ofwel, zo nu en dan zit hij – overigens met grote interesse en onverwoestbare liefde voor de King of Sports – op een bankje naast Michael van Os, Ricky Thorburn en andere has-beens eigenwijs te doen over het eerste elftal. En we weten: we zagen zelden beter cricket op ACC dan in de recente jaren van de Topklasse, maar we missen ook weleens de grote schare club-toeschouwers van ooit. Oh ja, Arthur is inmiddels 50 jaar lid.

De vragen aan Arthur:

1. Vertel eens iets over jezelf en wat doe je zoal?

‘’Goede vraag, Ricky. Van de vijftig jaar dat ik ACC-lid ben, werk ik nu ruim 30 jaar als journalist, eerst als freelancer voor verschillende bladen, boekuitgevers en Radio 1 (of heette dat toen nog Hilversum 1?) en alweer sinds 1990 voor Elsevier Weekblad. Daar was ik verslaggever politiek en binnenland, chef reportage en nog zo wat – maar als chef onderzoek ben ik nu al jaren verantwoordelijk voor de serie Beste ziekenhuizen, Beste klinieken, Beste scholen, Beste banen, Beste Studies, Beste gemeenten en nog een zwik onderzoek, vaak in samenwerking met of opdrachtgever van gespecialiseerde partners en bureaus. Dat doen we bij het grootste opinieblad van Nederland niet voor de lol van de ‘ranglijstjes’, maar in feite gaan we na of overheid en publieke instellingen onze belastingcenten goed besteden, dus of we ‘waar voor ons geld’ krijgen. Dat vind ik nog steeds belangrijk en nuttig werk, daarmee ga ik voorlopig voort. Privé ben ik alweer sinds 1979 met dezelfde vrouw in hetzelfde huis, dat is wel zo overzichtelijk. En naast het gewone werkende bestaan heb ik heel wat avonden op podia doorgebracht met een lange rij bands – van calypso-orkest tot bluegrass. In sport-termen: als betaalde amateur.’’

2. Je bent dit jaar 50 jaar lid van ACC. Wanneer ging je cricketen bij ACC en waarom? Hoe lang gespeeld en in welke elftallen?

‘’Goede vraag ook! Aan mijn geschiedenis als cricketer kleeft namelijk een smet. Eigenlijk had ik veel eerder 50 jaar lid kunnen zijn, want lid was ik al in 1963. Op een zonnige dag als klein AFC’ertje enthousiast gemaakt. Mag ik memoreren dat ik in 1966 ‘boysday-crack’ was? Dat was dan met het kampioenschap van ACC4 onder Ton Balk tevens de enige prijs die ik ooit won. Enfin, na 1971 was het studentenleven dermate veeleisend dat het spel zich op zondag doorgaans in dikke mist afspeelde en een time out verstandiger leek. Max de Bruin senior heeft me gelukkig op tijd bekeerd als ‘verloren zoon’. Toen was ik alweer een keurige leraar in het middelbaar onderwijs. Vanaf dat moment heb ik alle elftallen verscheidene keren gezien. De enige twee waarin ik nooit speelde waren het Zami en het damesteam. Mijn eerste wedstrijd in het eerste speelde ik – voor mijn fielden natuurlijk – in 1976, als ik me goed herinner, de laatste in 1992 op 40-jarige leeftijd. Ook voor mijn fielden natuurlijk, bovendien zat Max jr. zonder personeel in de allerlaatste wedstrijd van het seizoen, waarin ik geen schade meer kon aanrichten. Tussen die eerste en laatste wedstrijd speelde ik verreweg de meeste wedstrijden in het derde vermoed ik.’’

3. Op je 50ste stopte je als actief cricketer. Waarom zo jong en wat heb je daarna gedaan? ‘’Dat is helemaal niet te jong, mindere vraag dus. Ton Balk heeft mij destijds geleerd dat je op je hoogtepunt moet stoppen, zoals hij zelf ook had gedaan. Dat van die gebroken vinger (zie vorige week) wist ik trouwens niet. Sindsdien doe ik wat ik ook toen al deed: tennissen, fietsen, wandeltochten en als het even kan de bergen in. Daarom heb ik ook altijd een rugzak bij me.’’

4. Wat is de beste cricketwedstrijd die je ooit hebt gespeeld? En gezien?

‘’Moeilijke vraag. De wedstrijden in het eerste en tweede vond ik destijds natuurlijk spannend, maar zoveel waren dat er niet. Laten we het eufemistisch zeggen: niet geschikt als basisspeler. Een paar memorabele momenten, voor de vuist weg. Een: mijn allereerste wedstrijd bij de senioren, in het vijfde en net vijftien jaar, bowlde ik 5 voor 17 (geloof ik) tegen VRA met Jan Smit en de oude Van Nierop en Kummer. Rechts-round, vond ik toen reuze interessant. Tweede: met een touring-elftal – Rob van Weelde en Tonny Disselkoen als openingsbowlers – in 1970 tegen een of andere Engelse club waar ik met Henk Rikse op de mat tegenover schrikwekkende bowlerij het laatste wicket met succes verdedigde. Drie, veel later in de jaren negentig een zwaar bevochten overwinning op het agressieve Jinnah met het derde, waar ik met 51 runs volgens serieuze cricket-normen denk ik mijn beste innings speelde. Voor de jongere lezer die mij niet kent: mijn specialiteit was namelijk om 5 of 6 in te gaan, zo snel mogelijk een vier te slaan en vervolgens tergend langzaam mijn Waterloo ergens tussen de 15 en 20 runs te vinden. Gevangen, dan wel achteruit op een lange bal.’’

5. Noem eens een batsman, bowler en wicketkeeper waar tegen je ooit hebt gespeeld die een century heeft gemaakt, als je je dat nog herinnert?

‘’Poeh, wat een vraag. Nou: Van Schuller tot Peursum die voor de adelborsten in Den Helder (dat bestond toen nog) een dubbele century sloeg tegen het arme vijfde van Jan Vermeulen met mij als stockbowler, Hans van Son van Rood en Wit die mij op de eerste bal bowlde toen ik met veel moeite en overtuigingskracht mijn verloofde (voor het eerst en laatst) had meegetroond naar het tweede in Haarlem, en – voor de ouderen onder ons – Jim Viddeleer. Ooit was ik aanvoerder van junioren-B, toen Jim met zijn oudere broer meekwam als invaller: nog geen meter hoog, misschien net zes jaar, knalde hij op het kleine veldje van Rood en Wit de bal gewoon het veld uit. Later werd hij een van de beste wicketkeepers die ACC-1 ooit had.’’

6. Mag ik vragen wat je buiten de wedstrijden voor de club hebt gedaan?

‘’Daar liggen niet bepaald mijn grootste verdiensten. Vele maandagavonden als aanvoerder (drie en vier) een elftal bij elkaar zoeken, als junior vlaggetjes rond het veld zetten, het scoreboard op Goede Genoeg bedienen, mijn vingers blauw schrijven voor de Pitch, de Pitch ‘pakken’ bij ‘mevrouw Suyver’ – waar Daan Kappelhof steevast zijn Cola omkieperde - kortom, wat alle jongetjes voor de club toen deden. Wel bewaar ik bijzonder goede herinneringen aan de eerste twee ‘village cricket tours’ die ik samen met Victor van der Valk begin jaren negentig organiseerde voor de lagere elftallen. Ik kwam op het idee toen ik een verhaal schreef, voor Elsevier, over de Canterbury Cricket Week. Verder kan ik alleen maar dankbaar zijn voor al de mensen binnen ACC die er jaar in jaar uit voor hebben gezorgd dat de club nog altijd bestaat – en leeft.’’

7. Wat zie je als de grootste goede en minder goede veranderingen in het Nederlandse cricket tijdens de laatste tien jaar?

‘’Interessante kwestie, Rick. De beste verandering is tegelijk het probleem: de betaalde speler in de amateursport die het niveau verhoogt, maar de club verdeelt in de top en de rest, waar voorheen een natuurlijke overloop van laag naar hoog en vice versa bestond. Maar ik zei al: het is tegelijk wel genieten van topcricket tegenwoordig. Een ramp voor zo’n kleine sport zijn de play-offs. Totale onzin, eerst op zo’n privé-drukke zaterdag niet naar het veld kunnen, in mijn geval, en dan op zondag wel als alle spanning eraf is. In de echte wereld dienen play-offs voor het trekken van sponsors en tv-rechten, KNCB bedankt voor niks. Het is zo simpel: wie de meeste punten haalt over een heel seizoen, verdient de schaal.’’

8. Zijn er nog dingen die je wilt bereiken in het leven en is er nog iets dat je kwijt wil hier?

‘’Tja, wat een vraag! Vooralsnog ga ik door met werken, met tennissen en bergwandelen, de muziek niet te vergeten, en ik hoop nog vaak van een cricket-wedstrijd te genieten. Laat de zon maar schijnen.’’

Eerder in deze serie kwamen aan het woord Wim Pielage, Saqib Zulfiqar, Stephan Hannema, Harry de Breet en Ton Balk.