Return to site

ACC v. UOHCC – Wat is het ergste dat kan gebeuren

[Door David Schinkel... jaah, onze scorer :)] Na een paar jaar regelmatig met verschillend gekleurde pennen vreemde symbolen in een boek te noteren had ik mezelf tot doel gesteld in 2016 in elk geval één keer zelf op het veld te gaan staan. Na afloop van het vorige seizoen heb ik het hier al kort over gehad met de heer Wolfe (wie kent hem niet), waarbij alle details rond TeamStuff (“kies gewoon een wedstrijd en je speelt, geen probleem”) me werden uitgelegd. Er restte dus nog maar één ding te doen; daadwerkelijk een wedstrijd kiezen.

Mijn oog viel op de friendly tegen de “United Oxford Hospitals Cricket Club”. Niet gebaseerd op enige kennis van deze of welke andere tegenstander, maar puur uit praktisch oogpunt: de laatste keer dat ik een wedstrijd speelde was de helft van het team waar ik voor scoor nog niet geboren, dus als ik er echt niets meer van kan en een bal/bat/stump op een vervelende plek krijg, zouden zij in staat moeten zijn de schade te beperken. Totdat (hoe kan het ook anders) blijkt, dat onze tourende gasten – behalve de naam van hun vereniging – niets met ziekenhuizen van doen hebben.

Na even te hebben opgewarmd in de netten, kwamen de beide captains overeen dat wij als eerst aan bat konden. Sommige van onze spelers (ik begrijp dat ik ze moet omschrijven als “Paris Hilton and Entourage”) waren nog niet op de club aangekomen, vandaar.

De 30 overs aan bat begonnen voortvarend – voor de gasten. Een paar snelle wickets in de openingsfase zorgde voor wat onrust, maar het derde wicket hield wat langer stand. Intussen kwamen onze laatste spelers binnen en zag ik mijn battingpositie verschuiven van 7 naar 10. Toen echter na 29.3 overs het scorebord ineens 147-8 liet zien, kwam ik er niet meer onder uit, en moest ik dan toch – ten minste één bal – facen. Kort overleg met mijn battingpartner (“Maakt niet uit, gewoon rennen!”), en ik wist dat de eerste bal in – minstens – 20 jaar mijn kant op gebowld zou worden.

Nooit gezien. Er kwam iets tegen mijn dijbeen aan. Vanaf de overkant werd er geschreeuwd. Ik zette het maar op een rennen. De overkant was bereikt. Leg bye. Ik leef nog.

Mijn partner weet de bal wel te raken, en deze komt achter hem terecht. Ik zie de bal in de buurt van een fielder komen, maar weet – er moeten runs op het bord. Sprintje naar de overkant. Op tijd binnen. Voor mijn gevoel loop ik een heel stuk uit om af te rennen. Maar dan besef ik – ik face de laatste bal. Dek!

Ik weet dat ik in het verleden nog wel eens een bal geraakt heb. Toegegeven, het is jaren geleden, maar het is me ooit gelukt. Ik probeer van deze bal dus nog iets te maken, maar zwiep weer helemaal mis. Ik heb deze echter wel gezien, dus er zat vooruitgang in. Weer springt hij van mijn heup af. Weer zet ik een sprint naar de overkant in. Dit keer komt de bal echter minder goed terecht, en gaat mijn partner Run Out. Einde innings. 149-9. 0 (2)*. Ongeveer wat ik ervan had verwacht… Nu een broodje, en dan gaan fielden.

Een klein kwartier later staan we weer op het veld wat ballen over te gooien om weer op te warmen. Even later komen de openers van de gasten het veld op, wordt ik op de juiste grasspriet geplaatst, en gaan we er weer voor. Zenuwachtig wacht ik op de eerste bal mijn kant op. Ik weet tenslotte dat die bal hard kan zijn…

Een uurtje of twee ren ik vol overgave alle kanten op achter de bal aan. Ik probeer in support te rennen van andere fielders – voor het geval een bal gemist wordt. Ik probeer mezelf in de route van de bal te plaatsen. Ik heb de afgelopen jaren veel goed fielden gezien, en probeer in elk geval dit aspect goed uit te voeren. Ik weet ook wat mijn prioriteiten zijn – wanneer Richard via de bal, het touw, en het hekje probeert met zijn gezicht een van onze houten bankjes te verplaatsen, zorg ik ervoor dat de bal naar de wicketkeeper gaat voordat ik ga kijken of hij nog wel heel is (sorry, Richard!). Ik zie mensen hier en daar goede vangen maken, maar ben ergens opgelucht dat ik nooit een opgelegde kans krijg - ik zou alleen maar zenuwachtig worden van zo’n bal. In de laatste over wordt er op de boundary vlak onder mijn scorebord de laatste vang gemaakt, en bij (uit mijn hoofd) 143 all out weten we een spannende en gezellige wedstrijd nipt winnend af te sluiten.

 

Het sociale deel van de wedstrijd – de befaamde derde innings – bevalt. Een prima etentje verzorgd door Ben (maar wel veel te veel voor mij – ondanks de inspanning) later keren we weer huiswaarts. Ik schrijf dit 4 dagen na de wedstrijd, en voel mijn benen nog steeds (normaal bestaat mijn sportbeleving tenslotte uit op een stoel kijken hoe anderen aan het sporten zijn), maar een ding is zeker: mijn volgende wedstrijd laat niet weer twintig jaar op zich wachten.

  • David / @simplynotedible

Een klein kwartier later staan we weer op het veld wat ballen over te gooien om weer op te warmen. Even later komen de openers van de gasten het veld op, wordt ik op de juiste grasspriet geplaatst, en gaan we er weer voor. Zenuwachtig wacht ik op de eerste bal mijn kant op. Ik weet tenslotte dat die bal hard kan zijn…

Een uurtje of twee ren ik vol overgave alle kanten op achter de bal aan. Ik probeer in support te rennen van andere fielders – voor het geval een bal gemist wordt. Ik probeer mezelf in de route van de bal te plaatsen. Ik heb de afgelopen jaren veel goed fielden gezien, en probeer in elk geval dit aspect goed uit te voeren. Ik weet ook wat mijn prioriteiten zijn – wanneer Richard via de bal, het touw, en het hekje probeert met zijn gezicht een van onze houten bankjes te verplaatsen, zorg ik ervoor dat de bal naar de wicketkeeper gaat voordat ik ga kijken of hij nog wel heel is (sorry, Richard!). Ik zie mensen hier en daar goede vangen maken, maar ben ergens opgelucht dat ik nooit een opgelegde kans krijg - ik zou alleen maar zenuwachtig worden van zo’n bal. In de laatste over wordt er op de boundary vlak onder mijn scorebord de laatste vang gemaakt, en bij (uit mijn hoofd) 143 all out weten we een spannende en gezellige wedstrijd nipt winnend af te sluiten.