[door Rick Thorburn] De interviewrubriek 'Langs de boundary' gaat verder met drs Ton Balk (90). Ton is een van de trouwste supporters op ACC. Elke wedstrijd even voor 11:00 uur komt hij aan met zijn eigen stoel om naar ons eerste elftal te kijken of naar zijn eigen zonen Roelof en Jan te kijken. Zijn dochter Marleen is er ook vaak bij om te scoren bij ACC 2. Echt een compleet cricket familie. Helaas, zijn vrouw Frida is er niet meer bij omdat zij vier jaar geleden overleden is. In 1971 werd Ton door de leden van ACC gekozen als Lid van Verdienste. Bij de KNCB is hij ook Lid van Verdienste. In 'Langs de boundary' stel ik schriftelijk vragen aan meer of minder bekende ACC’ers. Kriskras door de vereniging heen.
De vragen aan Ton:
1. Vertel eens iets over jezelf en wat doe je zoal? “Als 'hoogbejaarde' ben ik niet erg actief meer. Ik bridge regelmatig als lid van twee verenigingen. Daarnaast ben ik lid van verschillende oudheidkundige verenigingen en lezer van door die verenigingen uitgegeven publicaties. Verder heb ik mij in mijn pensioentijd bezig gehouden met onderzoek naar de geschiedenis van mijn familie. De oudheidkundige vereniging Elburg heeft enige jaren geleden een door mij geschreven boekje 'De Elburgse familie Balk' uitgegeven”.
2. Je bent dit jaar 76 jaar lid van ACC. Wanneer ging je cricketen bij ACC en waarom? Hoe lang gespeeld en in welke elftallen? “Ik was eerst als scorer bezig. De toenmalige gezaghebbende voorzitter van de NDCB (Nederlandsche Dames Cricket Bond), mevrouw Sabelson, had mij niet zonder bijbedoelingen vertrouwd gemaakt met de geheimen van het scoringboek. Ook had ik toen al een verleden in de cricketstad Schiedam door logeerpartijen bij mijn neef Victor. We speelden daar cricket met tennisballen en zelfgemaakte bats met jongens uit de buurt op door de crisisjaren ongebruikt gebleven bouwterreintjes. Hoogtepunten waren natuurlijk de bezoeken van wedstrijden op het toenmalige veld van Hermes DVS. Er werd daar vanwege de geringe omvang van het veld van één kant gebowled en de zessen vlogen nog al eens hoog tegen de gevels van de huizen van de Damlaan. Ik ben in 1941 gaan cricketen bij de ACC – Junioren. Ik heb in alle elftallen gespeeld. Zelfs een keer in het 1ste. Mijn batting-gemiddelde is daar oneindig. Ik maakte 1 not out, maar - in alle eerlijkheid – ik werd wel een keer gemist”.
3. Op je 50ste stopte je als actief cricketer. Waarom zo jong en wat heb je daarna gedaan? “Zoals ik heb verteld stopte ik met spelen na een nogal ingewikkeld gebroken vinger. Daarna was ik ongeveer 20 jaar bondsumpire, één maal per twee weken, en kijken naar de prestaties van mijn zonen Roelof en Jan, dikwijls zorgvuldig geregistreerd door scoorster dochter Marleen”.
4. Wat is de beste cricketwedstrijd die je ooit hebt gespeeld? En gezien? “Mijn beste wedstrijd: We speelden met ACC 4 de laatste wedstrijd van het seizoen “uit” tegen Hercules 2. Op het veld er naast speelde Kampong 2 zijn laatste wedstrijd. We stonden in de competitie gelijk op de bovenste plaats. Al gauw bleek – allebei eerst fieldend – dat we beiden gemakkelijk gingen winnen. Maar wij wonnen “met innings” omdat we de tegenpartij twee keer all out gooiden voor een gezamenlijk totaal dat minder was dan het onze. Dat lukte concurrent Kampong niet en daardoor werden we volgens de toen geldende regels met één punt voorsprong kampioen en promoveerden we naar de tweede klasse. Belangrijke all-rounder bij ons was toen de pas lid geworden Karel van Osch. Het jaar daarna speelde hij bij ons in het eerste elftal.
''In of direct na de oorlog zag ik - herinner ik mij nu nog – een mooie wedstrijd van ACC 1 in de jaren van steeds terugkerende landskampioenschappen tegen VRA. Door prachtig bowlen van Piet Sanders met 4 man in de slips (o.a. Wally van Weelde) en unchanged (dat mocht toen ongeacht het aantal overs) was VRA all out voor minder dan 100 runs. Wij maakten die runs na lange tijd met veel moeite voor 7 of 8 wickets met Dick de Baare als zorgvuldige openingsbatsman ongeveer 30 not out. Misschien liep de wedstrijd in werkelijkheid in cijfers een tikkeltje anders, maar dat ligt dan aan een niet helemaal scherp geheugen bij mij”.
5. Noem eens een batsman, bowler en wicketkeeper waar tegen je ooit hebt gespeeld die een century heeft gemaakt, als je je dat nog herinnert? “ Ik herinner mij dat ik met A.C.C. 2 of 3 een keer verloor van Cr. I.C. waarin toen Joep Hesseling, nota bene op mijn bowlen, een century maakte. Niet lang daarna werd hij lid van onze club.''
6. In 1947 was je een jaar bestuurslid geweest voor het materiaal. Waarom zo kort? “Van groot belang voor een “loopbaan” als cricketer zijn natuurlijk degenen die het organisatorisch mogelijk maken. Bij ACC speelde op dat vlak vanaf de jaren ’30 lange tijd Willem Staats een belangrijke rol. Vooral in de oorlogsjaren -- geen invoer van materiaal uit Engeland - moest bijvoorbeeld veel worden gedaan aan reparatie van bats, legguards, handschoenen, enz. Dat gebeurde in de wintermaanden in zijn etablissement op het Rembrandtplein, waar al het cricketmateriaal in een fraaie ruimte op één hoog met uitzicht op het toen rustige plein was opgeslagen. Wij werden als jongens ingeschakeld om hem daarbij te helpen. Wellicht in relatie met mijn ervaringen daarmee werd ik in 1948 als commissaris van materiaal in het bestuur van ACC opgenomen. Dat duurde maar één jaar. Militaire dienst maakte er een einde aan. In de jaren zestig vroeg voorzitter Kappelhof of ik weer in het bestuur wilde komen. In verband met mijn drukke baan en enkele andere bestuursfuncties heb ik dat toen niet gedaan”.
7. In de periode 1988 - 1993 was je penningmeester van de KNCB. Noem eens een paar van je wapenfeiten uit die periode? “Ja in 1988 werd me gevraagd om penningmeester te worden van de KNC B. Dat had kennelijk te maken met het feit dat ik toen mijn werk in een aanverwant beroep net had afgerond. Het werd voor mij na een moeilijk begin met “lijken in de kast” met betrekking tot vorderingen en schulden. Ook was er als bestuurslid veel te doen. De Nederlandse cricketwereld was toen een heel stuk groter dan nu en het aantal betaalde KNCB-medewerkers aanzienlijk kleiner.
''Het was een uiterst plezierige aangelegenheid in een bijzonder professioneel werkend bestuur onder leiding van Steven van Hoogstraten. Ook de contacten met de Financiële Commissie van de KNCB onder leiding van Harry Peschar heb ik erg positief gevonden.
Een belangrijk evenement in die jaren was het organiseren van het ICC-toernooi in Nederland met veel landenteams. Dat liep, ondanks nog al wat trammelant met het ICC-bestuur, uitstekend, vooral dankzij de “projectleider” van dat toernooi, Jan Wilts. Tijdens het slotdiner in de Pieterskerk in Leiden deed zich een probleempje voor. Doordat verschillende deelnemers met twee maaltijden aan de haal gingen bleken de laatste tafels het zonder te moeten stellen. Het kostte de nodige moeite om een aanvaardbare oplossing te vinden!
''In 1993 kwam er een einde aan mijn penningmeesterschap. Door problemen met de opvolging werd ik in 1994 gevraagd opnieuw penningmeester te worden. Ik heb dat toen niet gedaan maar ik heb wel nog weer vijf jaar het financiële werk van het bestuur gedaan. Dat was dankzij de hulp van Alex de la Mar en Tecla Wilts, ondanks de toenemende bureaucratisering in de subsidieregelgeving door NOC/NSF en het desbetreffende ministerie, opnieuw een plezierige aangelegenheid”.
8. Wat zie je als de grootste goede en minder goede veranderingen in het Nederlandse cricket tijdens de laatste tien jaar? “De voortdurend veranderende competitie-indelingen en programma’s (cricket op zaterdag of zondag bijvoorbeeld) lijken mij niet goed”.
9. Je ben 76 jaar lid van ACC geweest dus heb je veel jaren ervaring op niet alleen cricketniveau maar ook op bestuurlijk niveau. Heb je nog advies voor de jonge generatie ACC’ers? “Altijd voorrang geven aan cricket boven andere vrijetijdsbestedingen is een voor de hand liggend antwoord”.
10. Zijn er nog dingen die je wilt bereiken in het leven en is er nog iets dat je kwijt wil hier? “Dank voor je aandacht. Ik hoop dat ik kan bereiken dat ik nog een tijdje door kan gaan met het bezoeken van cricketwedstrijden op onze mooie speelgelegenheid”.
Eerder in deze serie kwamen aan het woord Wim Pielage, Saqib Zulfiqar, Stephan Hannema en Harry de Breet.